Dé revelatie van de Primera División is momenteel Valencia CF. De ploeg van trainer Marcelino heeft precies op de helft van de competitie (na negentien competitieduels) veertig punten verzameld. Dat is de tweede beste prestatie ooit van Los Che.

Deze prestatie werd overtroffen door de ploeg uit het seizoen 2003/2004, toen Valencia CF onder leiding van Rafael Benítez de dubbel pakte. Valencia CF pakte destijds de landstitel en vierde eveneens Europees succes. In de finale van de UEFA Cup, de voorloper van de Europa League, versloegen de Spanjaarden het Franse Olympique Marseille met 2-0. Dat seizoen had Valencia CF in de Primera División na negentien wedstrijden drie punten meer verzameld dan in het huidige seizoen:

Ook voor trainer Marcelino is de huidige stand met Valencia CF zijn beste prestatie ooit. De oefenmeester stond in de jaren voor zijn periode in Estadio de Mestalla onder contract bij Villarreal CF. In het seizoen 2015/2016 presteerde hij het met El Submarino Amarillo om na negentien wedstrijden 39 punten bijeen te sprokkelen. Dat persoonlijke record heeft hij momenteel dus verbroken. Ondanks de veertig punten is de achterstand op koploper FC Barcelona momenteel groot: twaalf punten. Ook Atlético Madrid doet het met twee punten iets beter, maar Valencia CF houdt wel Real Madrid op acht punten onder zich. Over acht dagen ontvangt Valencia CF De Koninklijke in Estadio de Mestalla, dat belooft een prachtige pot te worden. 

Voormalig Europese grootmacht
De huidige successen van Valencia CF zijn heel mooi, want de club komt uit een heel diep dal, nadat het de laatste jaren tweemaal als twaalfde eindigde in de Primera División. Begin deze eeuw was Valencia nog een club van wereldformaat. De ploeg speelde in 2000 en 2001 twee Champions League-finales. Met onder meer geweldenaren als Cañizares, Mendieta, Pablo Aimar en Claudio López verloor de ploeg eerst van Real Madrid (3-0), terwijl een jaar later de droom uiteenspatte toen Bayern München de strafschoppen beter nam. De huidige trainer van Southampton FC, Mauricio Pellegrino, miste de beslissende strafschop tegen Oliver Kahn.