Duitsland werd op sensationele manier uitgeschakeld in de poule met Zweden, Mexico en Zuid-Korea. Van dat laatste land verloor het woensdag met 2-0, wat de exit voor de regerend wereldkampioen betekende.

De ploeg van Joachim Löw kreeg een hoop kritiek te verduren. Verdedigend was de ploeg kwetsbaar en aanvallend liep het niet zo soepel als vier jaar geleden toen het nog gastland Brazilië in de halve finale met gigantische cijfers vernederde: 7-1. Toch was het deze zomer in Rusland allemaal niet zo slecht als deed vermoeden. Overtuigend was het allerminst, maar de Duitsers ondernamen tegen Zuid-Korea bijvoorbeeld 25 pogingen om te scoren, terwijl de Aziaten maar elf keer schoten. Vooral verdediger Mats Hummels had zijn vizier, met twee levensgevaarlijke kopballen, niet op scherp. 

Lees ook: De 5: laatste achtste finales van het WK (1998–2014) 

De 25 pogingen van de Duitsers zorgden ervoor dat de ploeg het toernooi eindigde met in totaal 72 schoten richting het vijandelijke doel. Geen enkel ander land ondernam zoveel pogingen als onze oosterburen. Brazilië (57 schoten) en België (52 schoten) volgen op ruime afstand van de viervoudig wereldkampioen. De Belgen schoten wel het vaakst tussen de palen (21 keer), gevolgd door Duitsland en Brazilië (twintig schoten). Bovendien is het opvallend dat de ploeg van Löw, net als bijvoorbeeld debutant Panama, maar tweemaal scoorde: het minst van alle WK-deelnemers. 

Landen met de meeste schoten dit WK met tussenhaakjes schoten op goal:

1. Duitsland – 72 schoten (20)
2. Brazilië – 57 schoten (20)
3. België – 52 schoten (21)
4. Spanje – 49 schoten (11)
5. Mexico – 46 schoten (12)