Juventus heeft zonder goed te spelen de halve finale van de Coppa Italia bereikt. Het team van trainer Allegri speelde in Stadio Ennio Tardini een zeer teleurstellende wedstrijd, maar won dankzij een laat doelpunt wel met 0-1. Invaller Álvaro Morata maakte de enige treffer van de wedstrijd.

Allegri stuurde niet zijn elf beste spelers het veld in voor het bekerduel met Parma. De oefenmeester wijzigde zijn team ten opzichte van de laatste competitiewedstrijd tegen Chievo Verona (2-0 winst) op liefst acht plaatsen. Enkel Giorgio Chiellini, Arturo Vidal en Claudio Marchisio behielden hun basisplaats. Onder andere de in topvorm verkerende Paul Pogba begon de wedstrijd op de bank.

Parma, dat grote financiële problemen heeft en de hekkensluiter is van de Serie A, had in de eerste helft weinig te dulden van Juventus. De manschappen van Roberto Donadoni bleven in de eerste 45 minuten van de wedstrijd eenvoudig overeind. Voor rust kwam het enige gevaar van Juventus uit een voorzet van Simone Pepe, die door niemand werd aangeraakt en tegen de paal eindigde. Aan de andere kant was Parma via een volley van Antonio Nocerino een keer dicht bij een doelpunt.

Ook na rust waren er weinig kansen te noteren in Parma. Juventus kon weinig potten breken en begon pas in de slotfase van de wedstrijd aan te dringen. Eerst was het invaller Morata die met een afstandsschot gevaar stichtte, even later raakte Claudio Marchisio van dichtbij de lat. Vlak voor tijd zorgde Morata ervoor dat Juventus de halve finale van de Coppa Italia bereikte. Oog in oog met Miranta bleef de Spanjaard koelbloedig en schoof hij de bal achter de doelman.

Juventus blijft door de overwinning nog strijden om drie prijzen: de Scudetto (het landskampioenschap), de Coppa Italia en de Champions League. Parma kan zich nu volledig richten op de competitie, waar het de hekkensluiter is.

Door: Vincent Houttuin